Gorby

Dagelijks maak ik met mijn hond een lange wandeling, die steevast eindigt in het park.
Sinds een paar maanden zie ik daar bij een bankje een roos liggen. Een grote, rode roos, soms nog half in de knop. Zonder steel.
Je ziet hem iedere dag achteruit gaan, op het laatst zijn de blaadjes bruin en verwelkt. Een enkele keer heeft een onverlaat de bloem gesloopt of weggeschopt. Iedere vrijdag ligt er een nieuwe roos.
Mensen houden verwonderd hun pas in als ze er langs komen, maar ik weet dat een oudere dame ze daar neerlegt.

We kwamen elkaar weleens tegen in het park. Een klein formaat asbakkenras waggelde achter haar aan. Gorby heette hij. Vanwege het vlekje boven zijn ogen was hij vernoemd naar een Russische president, vertrouwde zij mij eens toe.
Zoals dat gaat met hondenbezitters, maakten we soms een praatje. Gorby duwde altijd zijn kop tegen mijn kuiten, ik moest hem aaien.
Op een dag vertelde ze dat Gorby achteruit ging.
‘Veertien is hij en je weet dat het een keer ophoudt. Hij eet slecht, gaat minder zien en loopt ook steeds langzamer,’ zei ze en slikte.
‘Ik woon nog in het huis van mijn ouders, samen met hem. Hij betekent veel voor me, hij is aanhankelijk en waaks. We lopen hier iedere dag een uurtje, dat houdt ons allebei fit. Halverwege ga ik even zitten op dat bankje daar, dan neem ik een pepermuntje en geef Gorby een hondenkoekje.’
Ze was even stil en vervolgde: ‘Sinds vorig jaar hebben we een extra wandelingetje. Mijn zus is toen overleden en op vrijdag ga ik met Gorby naar het kerkhof. Ik haal dan eerst een roos bij de bloemenkraam op de markt en die leggen we op het graf van mijn zus.’

Vandaag sta ik stil bij de verse roos naast het bankje.
Rust zacht, Gorby.

Recente Artikelen

Archief