Ik schrik wakker. Een hand knijpt mijn keel dicht terwijl een andere hand het dekbed van mij afgrist. Donkere, uitdrukkingloze ogen, vlak boven mij. Knieën drukken mijn dijen tegen het matras en uit elkaar.
Hij doet het bedlampje aan. Die enge ogen horen bij een bleek, pafferig gezicht met een ringbaardje om een halfgeopende mond. Het meurt naar zware shag, shoarma en sterke drank.
Zijn blik glijdt over mijn hele lichaam. Hij gromt akelig wellustig.
Ik wil schreeuwen en hem met mijn vuisten van mij afslaan, maar hij knijpt mijn keel harder dicht.
‘Kappen, bitch! Ik ga je neuken, nu!’
Verstijfd blijf ik liggen.
Hij laat mijn keel los, zijn hand glijdt naar mijn borsten. De druk van zijn knieën wordt minder als hij met zijn andere hand zijn broek openritst.
Ik schreeuw dat ik dit niet wil en dat hij moet stoppen en oprotten.
Zijn vuist ramt tegen mijn wang. Ik proef bloed en mijn hoofd tolt.
‘Kop dicht, vuile hoer! Anders maak ik je dood en dan neuk ik je net zolang tot je koud bent!’
De vuistslag, de smaak van bloed en zijn dreigement moeten een oerkracht in mij hebben losgemaakt.
In een flits grijp ik zijn oren en trek zijn hoofd met een stevige ruk tegen mijn voorhoofd. De kopstoot versuft hem. Ik trek mijn benen in en strek ze met zoveel kracht dat hij ruggelings op de grond dondert. Ik spring boven op hem en timmer hem op zijn gezicht.
Hij jammert ‘Hou op, ik wil dit niet.’
Ik graai onder mijn bed naar mijn pumps en sla hem waar ik hem kan raken.
‘Zo hufter, wil jij dit niet?’, hijg ik. En terwijl ik ieder woord kracht bij zet door met mijn pumps beurtelings op zijn gezicht en op zijn kruis te beuken, schreeuw ik ‘Ik – wil – dit – wel!’