Na de mis komen ooms en tantes op visite. Moeder wil pronken met haar zoon die op het grootseminarie zit en nu een weekend thuis is.
Als het bezoek is vertrokken ga ik op mijn kamer boven studeren. Ik zet het raam open.
Mijn oog valt op de buurvrouw die aanstalten maakt te zonnen in de tuin. Ze vouwt een badlaken uit over het gazon en stroopt haar bloesje omhoog tot haar borsten, zodat haar buik en haar taille ontbloot zijn. Haar rok slaat ze om tot boven haar knieën en ze begint zich in te smeren.
Onwillekeurig bewonder ik de contouren van haar lichaam met de brede dijen die smaller worden bij de knieën, daaronder de welving van haar kuiten. Nooit eerder heb ik op deze manier vrouwenbenen bekeken. Als zij zonnebrandcrème op de zijkanten van haar dijen wrijft, beweegt haar rok iets verder naar boven, een stukje wit ondergoed wordt zichtbaar.
Ze vleit zich neer op haar rug, de armen gekromd boven haar hoofd. De zon geeft haar okselhaartjes een gouden glans.
Starend naar het tafereel voel ik onrust opkomen. Niet alleen mijn onderbuik reageert; mijn ademhaling versnelt, gaat over in hijgen. Mijn lichaam tintelt en ik word licht in mijn hoofd. Mijn hartslag stijgt en dreunt dof in mijn oren.
Chaos overheerst in mijn gedachten. Is het verleiding die mij overvalt, ben ik ten prooi aan begeerte? Stelt God mij op de proef? Ik sla de handen voor mijn ogen. De Kerk is mij heilig. Mijn geloof, mijn roeping; het is wie ik ben.
Ik ga bij het raam vandaan, kniel naast mijn bed met de rozenkrans in mijn handen. Met gebogen hoofd geef ik me over aan gebed.
Het geeft me rust. Ik besluit morgen met de spirituaal af te spreken.