Mijn favoriete bankje is vrij en ik ga erop zitten.
De zon heeft de wolken verdreven en de aardse, vochtige geur van een plensbui maakt langzaam weer plaats voor die van de bloeiende struiken naast mij.
De zonnestralen verwarmen mijn gezicht en ik doezel weg.
‘Mevrouw, mevrouw …!’
Een kinderstemmetje.
‘Mevrouw, mogen wij hier komen zitten?’
Een meisje met sproeten en twee vlechtjes in haar rode haar kijkt me met lichtgroene ogen aan. In haar armen heeft ze een reusachtig blauw, pluchen varken.
‘Natuurlijk, komen jullie maar gezellig bij Sara op het bankje, er is plek zat.’
Ze gaat zitten en zet haar knuffel tussen ons in.
‘Kijk, hij heeft erg veel pijn in zijn staartje.’
Ze houdt hem scheef tegen zich aan met de achterkant omhoog, zodat ik vrij zicht heb op zijn bilpartij. De staart is uit model; halverwege de krul zit een knik met pleisters omheen.
‘Dat zal best wel zeer doen, maar ik zie dat jij er als een goede verpleegster pleisters op hebt gedaan. En hoe heet jij?’
‘Dit is Klaasje en ik ben Lientje. En ik ben geen verpleegster, hoor, ik ben dokter. Een echte dierendokter.’
Ze geeft Klaasje een klinkende kus op zijn snuit en zet hem weer rechtop, met zijn rug tegen de leuning.
‘O, daar is Esther, ik ga met Esther spelen. Mag Klaasje bij jou blijven, Sara?’
‘Als je hem maar niet vergeet als je weer naar huis gaat.’
‘Puh, tuurlijk niet. Ik zal Klaasje nooit vergeten. Maar je moet wel met hem praten, dat vindt hij fijn. Hij kan echt praten, hoor. Doei.’
Lientje holt naar haar vriendinnetje en laat Klaasje bij me achter.
Ik haal een pak wijn uit mijn tas, schroef de dop eraf en neem een paar slokken.
Klaasje kijkt belangstellend toe.
‘Dat is geen limonade, hè? Ben jij soms verdrietig?’
Ik geloof mijn oren niet. Zit dat speelgoedbeest tegen me te praten?
‘Zei jij nou wat tegen mij, of verbeeld ik het me?’
‘Je hoorde me wel. Ik vroeg of jij verdrietig bent en daarom wijn drinkt.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ik zie de moeder van Lientje ook iedere dag met zo’n pak en als ze er een paar glazen uit heeft gedronken begint ze te huilen. Dan komt het er allemaal uit, over Fred die haar en Lientje in de steek heeft gelaten. Hij ging met Lientje naar een concert van K3 en na afloop was hij vol van die blonde van de drie meiden. Hij ging achter die troel aan en nu woont hij in Antwerpen, samen met dat K3-kut-kind. Sorry, Sara, maar zo zei ze dat.’
Ik neem nog een slok. Het moet niet gekker worden, ik zit in een park op een bankje naast een blauw varken dat in een paar zinnen de sores van een familie blootlegt.
‘Waarom vertel je me dit?’
Klaasje wendt zijn kop af, hij snikt.
Ik leg mijn hand op zijn schouder, hij vlijt zijn wang ertegenaan.
‘Ach Klaasje, het komt vast allemaal weer goed.’
Ik aai hem over zijn bol en trek hem dicht tegen me aan.
Na een poosje huilt hij niet meer, zijn ademhaling wordt rustiger en gaat over in een licht gesnurk. Ook ik doezel even later weg.
Van een koude windvlaag word ik wakker. De zon is verdwenen achter de wolken.
Klaasje hangt over me heen en heeft kennelijk gespuugd; draden kwijl hangen nog uit zijn bek. Ik ruik een nare, zure lucht en op de grond naast mij ligt een leeg wijnpak in een plas viezigheid.
Gatverdamme, heb ik weer!
Op mijn tas, naast mij op de bank, ligt een briefje.
Lieve Sara,
wil je goed voor Klaasje zorgen?
Ik ga naar mijn vader in Antwerpen, maar hij heeft al een Klaasje.
Zij kan heel mooi zingen.’
Dankjewel, veel liefs van
Lientje