Doei!

Ik schijn een winnaar te zijn, als ik de verhalen mag geloven. Miljoenen van die dikkopjes zoals ik deden mee aan een zwemwedstrijd in een of andere lauwe, slijmerige substantie. Wie als eerste zijn kop in een ei douwt. En dat nog in het donker ook!
Ik heb dus gewonnen. Negen maanden geleden ging ik als eerste dat eitje binnen. Er waren er nog een paar die probeerden me aan mijn staart terug te trekken, maar dat is ze mooi niet gelukt.
Sindsdien was er nog wel vaker zo’n zwemwedstrijd, maar dit was míjn ei en de eieren waren op zodat al die losers konden afdruipen. Naarmate de tijd verstreek waren ze trouwens steeds minder partij voor mij; ik werd alsmaar groter en kon ze op het laatst niet eens meer zien.

Nu zit ik hier, lekker warm. Met altijd mijn natje – nee, geen droogje, dat komt later wel – en ik hoef alleen maar te slapen. En te groeien natuurlijk, maar dat gaat vanzelf. Net als eten, daar hoef ik niks voor te doen. Geen gedoe met luiers, ik laat alles maar gewoon lopen.
Nee, ik vind het wel best zo.
Wel vervelend is dat ze af en toe met geluidsgolven naar me kijken, dat is best irritant.
En van de week werd ik met een felle lamp in mijn gezicht geschenen. Vreselijk! Mijn vader had weer eens gedronken en dan wordt hij lollig. Hij zei dat baby’s op het licht afkomen en toen moest mijn moeder met haar benen wijd, dan kon hij de zaklamp ervoor houden. Tjongejonge, wat een pret. Maar niet heus.

Verder zit ik hier goed. Niks meer aan doen, houden zo.
O wacht, daar is weer zo’n zwemwedstrijd. Ach, ik heb toch al gewonnen, ik laat het maar langs me afglijden. En daarna doe ik weer een tukkie.
Doei!