Badhemd-monoloog

‘Je kan mijn rug op, stelletje non-valeurs! Tuig van de richel, afgedankt gajes! Hier op staatskosten je tijd en die van ons verdoen met jennen, dealen en elkaar overhoop steken, en ons treiteren en bedreigen.
En als je dan eens wordt aangepakt krijgen we een klacht aan onze broek, of erger nog, krijgen we te horen dat je weet waar we wonen en hoe laat onze knappe tienerdochters uit school komen.
Nou, mister Penose, je moest eens weten hoe mijn vriendin laatst een lachstuip kreeg toen ik vertelde over jouw inie-minie-pikkie. Ze hoopte dat je ooit een vrouw zou treffen met een héél gevoelig kutje, die met weinig tevreden is en die bovendien haar lachspieren zeer goed onder controle heeft. Klootzak!’ 

‘Ja chef, ik begrijp wat u bedoelt. Maar ik zeg dit alleen hier in de kleedruimte, nooit tegen onze gedetineerden.
Mijn therapeute noemt het een vorm van coping.
Zij adviseerde mij iedere keer voor aanvang dienst tien minuten voor de spiegel net te doen of ik die lui verbaal aanpak. Ze zei erbij dat het niet gek genoeg kan zijn wat ik ze dan allemaal toevoeg.
Dus kleineer ik ze nu ongenadig; wat u net opving was nog heel mild.
Volgens mijn therapeute word ik anders een angstig hoopje cipier, dat iedere keer in elkaar krimpt als een gedetineerde alleen maar zijn keel schraapt.
‘Nee Ton,’ zegt ze, ‘laat ze maar goed merken wie er de baas is. Dat ben jij toch zeker?’
En ik moet zeggen, chef, het begint te helpen.
Gisteren liep ik langs de cel van Ricky V. en hij begon me weer uit te dagen. Op dat moment dacht ik aan wat Esina had gezegd over zijn kleine piemel. Toen lachte ik alleen maar en liep door. Dat voelde verrekte goed!
Nou chef, mijn tien minuten zijn om, ik begin met mijn dienst. Zijn er nog bijzonderheden?’