Drie jaar geleden verhuisden mijn opa en oma naar De Schemering. Vanwege de verzorging van oma konden ze niet langer thuis blijven wonen.
Na oma’s overlijden, vorig jaar, kreeg opa een andere kamer.
Ik kan hem wat vaker bezoeken, omdat ik in de buurt werk en makkelijk even kan binnenwippen.
Ik klop en ga naar binnen.
‘Dag opa, hoe is het met je?’
Hij zit in zijn luie stoel bij het raam. Op het tafeltje naast hem ligt een opengeslagen puzzelboekje met een half ingevuld cryptogram, zijn bril staat op zijn voorhoofd.
Hij glimlacht en streelt mijn arm als ik voorover buig en een kus geef op zijn voorhoofd.
‘Zo, meisje, laat je je baas vandaag zijn eigen boontjes doppen?’
‘Ja, dan kan ik jou mooi even helpen met je kruiswoordpuzzel.’
‘Begin jij nou ook al,’ snauwt hij, ‘dat nieuwe mens bemoeit zich daar ook telkens mee. Als ze mijn bed heeft opgemaakt zet ze mij op de wc en gaat ze mijn Zweedse puzzel zitten invullen. Raar wijf! In plaats van dat ze koffie inschenkt, nee hoor, madam moet zo nodig mijn puzzels oplossen!’
Voordat ik kan reageren, vervolgt hij: ‘Ik heb al een paar keer gezegd dat ik er niet van gediend ben, maar ze blijft het toch doen.’
Dan lacht hij ondeugend.
‘Maar ik heb haar mooi tuk, hoor. Ze hebben er een pesthekel aan als ze je moeten verschonen, dus ik heb vanochtend lekker expres in mijn broek gepist. Toen ze binnenkwam zei ik dat ik een ongelukje had gehad, dat ik in slaap was gesukkeld en droomde dat ik op de wc zat.’
Ik schrik ervan, zo ken ik mijn opa niet.
‘Dat meen je niet, opa! ’
Nu valt me op dat hij zijn pyjamabroek aan heeft en op een dubbelgevouwen handdoek zit. Door de openstaande deur van zijn badcel zie ik een doorweekte broek over de wasmand hangen.
Hij kijkt me met een boze blik aan. ‘Dat zal d’r leren, dat zeikwijf!’
Onwillekeurig schiet ik in de lach. Het werkt aanstekelijk en we proesten het samen uit.
Als ik weer naar mijn werk ga, zegt opa: ‘Denk erom dat je het niet tegen je moeder vertelt, hoor!’