Psycholoog Koos werkt op een PAAZ.
Zijn kamer is vlak bij de ingang waar potige broeders regelmatig nieuwe patiënten, ingesnoerd en wel, afleveren met hun witte busje.
Koos spreekt die collega’s weleens bij een bakkie koffie.
Ooit kwam er een nieuwe PAAZ-collega bij, een psychiater.
Koos sprak even met de potige broeders.
Op een dag, bij de koffie-automaat, zegt Koos tegen die broeders:
‘Heren, dit is de patiënt waarover ik u vertelde. Hij moet op transport naar de psychiatrische kliniek. Maar let op; hij zegt dat hij psychiater is en kan het overtuigend brengen!’
Verschrikt zegt de psychiater: ‘Maar… ik ben écht psychiater!’
De broeders snoeren hem vast op de brancard. ‘Ja, kom maar mee, dokter, even een stukje rijden.’
PAAZ; psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis