Spin Simon

Gisteravond zocht ik mijn toevlucht buiten het ledikant. Het was weekend, beter zoek ik dan een veilig heenkomen. Wat gaan die mensen te keer, zeg! Stilliggen is er niet bij, het bed schudt dat ik er misselijk van word. Ik woon namelijk in een kier van het hoofdeinde, naast een matras.

Meestal heb ik profijt van de bewoners van dat matras. Als ik het koud heb, kruip ik tussen de plooien van hun warme lakens en hun huidschilfers zijn voer voor mijten, waar ik op mijn beurt van kan leven.
Door de week werken ze allebei. Ze staan vroeg op en ik zie ze ’s avonds laat weer. Ze komen dan geeuwend de slaapkamer binnen, mompelen nog net ‘Truste’ tegen elkaar en vallen als een blok in slaap. Even woelen om hun ideale lighouding te vinden, maar daarna liggen ze stil. Nou ja, afgezien van sporadisch gedraai.
Aan het eind van de week is er voedsel in overvloed. De mijten hebben zich de hele week kunnen voortplanten, dus tegen het weekend hoef ik nauwelijks moeite te doen om op voedsel te jagen. Op maandag wordt het bed verschoond, dan is er wat minder te kanen en moet ik de broekriem aanhalen. Je hoort mij niet klagen, hoor, ik ben eraan gewend. En op dinsdag kan ik weer een enkele prooi verorberen.

Ik heb de nacht doorgebracht op mijn vaste logeerplek voor het weekend, op de lijst van een schilderij. Onder mij zie ik een van de matrasbewoners tot leven komen.
Hij trekt zachtjes aan haar neus, waardoor ze wakker wordt. Ze lachen naar elkaar en kruipen dicht tegen elkaar aan.
Zij haalt met glimmende ogen en een blos op haar wangen een blauwe pil uit haar nachtkastje en stopt hem in zijn mond. Hij grijnst naar haar en spoelt hem weg met een slok water.
Het zal nog wel een paar uur duren voordat ik terug kan naar mijn kier.

Recente Artikelen

Archief