Gijs

Ik sta stil voor een etalage om te kijken hoe mijn haar eruit ziet.
Ik houd mijn hoofd recht, draai het naar links en rechts en pak met duim en wijsvinger de plukken die langs mijn wangen omlaag vallen. Zo dat is lang! Tot onder mijn borsten, zo lang heb ik het nog nooit gehad. Ja, die kappersafspraak is echt hard nodig.
Ton vindt van niet; hoe langer, hoe liever zegt hij altijd.
Ik glimlach bij de gedachte hoe hij telkens met mijn haar zit te spelen. Hij draait het om zijn vingers, of hij houdt het als een snor boven zijn lippen. Hij kan het eindeloos strelen en bewondert de natuurlijk blonde kleur, waarvan hij steevast beweert dat hij daarom voor mij is gevallen. Tja, dat zegt hij ook zo vaak van mijn ogen. En van mijn figuur, mijn mond en mijn stralende lach. Niet te vergeten van mijn benen en mijn borsten. Maar nu ik er zo over nadenk, mijn lange, blonde haar noemt hij toch het meest.

Als ik bij Haarparadijs Gijs kom, zwaait de deur open voordat ik de klink kan pakken. Gijs staat me al op te wachten in zijn modieuze zwarte kappersoutfit onder zijn woeste rode haardos. Hij verwelkomt me met zijn vertrouwde, brede glimlach achter zijn doorzichtige gelaatsmasker.
‘Esina, wat fijn dat je er weer bent! Je ziet er zoals gewoonlijk god-de-lijk uit!’ Hij buigt voorover en geeft me een paar klinkende luchtzoenen op ruime afstand naast mijn wangen.
‘Je bent de eerste, meid. Ik hoop dat ik het nog kan, het is al weer een hele tijd geleden dat ik een schaar in mijn handen heb gehad.’ Hij giechelt als een schoolmeisje.

In de kapsalon is slechts één kappersstoel in gebruik, de andere is afgeplakt met zwart-gele tape. In het zitje waar klanten kunnen wachten, is nog maar één zitplaats beschikbaar; de andere drie zijn eveneens afgeplakt.
Op de toonbank staat naast de kassa een mandje met mondkapjes en een pompje met ontsmettingsmiddel.

Terwijl Gijs mijn haar wast en mijn hoofdhuid masseert nemen mijn gedachten de vrije loop. Ik zie weer voor me hoe we twee maanden geleden onze puppie kregen. Wat een leuk speels ding is dat, ze kwispelt aan één stuk door, likt je handen en je gezicht, en soms kan ze midden in haar spel pardoes in slaap vallen.
Ondertussen vertelt Gijs hoe hij de afgelopen tijd in ledigheid heeft doorgebracht. Hij vindt het jammer dat hij het zonder zijn klanten moest stellen, vooral hun verhalen heeft hij gemist.
‘Weet je, sinds mijn scheiding heb ik alleen mijn werk nog. Ik houd van mijn werk en ik leef altijd mee met mijn klanten en hun verhalen. Het voelt net als familie. Maar de afgelopen maanden was die familie er niet, ik zat alleen thuis met Minous. Die zegt niet veel, af en toe een miauwtje en ze zit de hele avond op schoot te spinnen als ik voor de tv zit.’
Hij spoelt de shampoo uit mijn haar en zet de stoel rechtop.
‘Maar kom, genoeg over mij. Hoe is het jou vergaan in coronatijd?’
Ik wil Gijs vertellen over onze pup en kijk in de spiegel naar hem. Ik kan mijn ogen niet geloven. Ik zie een magere gestalte in een kappersjasje, een schaduw van wat Gijs ooit was; broodmager, kale schedel, bleek gezicht en diepliggende gitzwarte ogen. Is dit wel echt of droom ik? Ik knipper met mijn ogen en doe ze even dicht.
‘Wat is er meid, zit er zeep in je ogen? Ik heb het nog wel zo voorzichtig gedaan! Hier, neem het puntje van de handdoek, dan kun je het er zelf uitwrijven.’
Als ik weer kijk zie ik de oude Gijs, die geconcentreerd mijn haren in model knipt.
Ik vertel hem over onze nieuwe aanwinst en hoe blij we zijn met ons hondje.
In de spiegel vangt zijn blik de mijne. ’Ja, border collies zijn hele lieve honden, en ook zo gehoorzaam.’
Hè, wat zegt hij nou? Ik heb hem nog niet verteld wat voor ras het is. In de spiegel zie ik weer die kale schedel met daaronder zijn ingevallen, bleke gezicht met donkere ogen. Word ik gek? Opnieuw sluit ik mijn ogen even, om daarna in de spiegel de Gijs te zien zoals ik hem al jaren ken. Ik besluit te doen of er niets aan de hand is.
‘Nou en of, ze komt al naar je toe als je haar roept en Ton heeft haar geleerd om een pootje te geven.’

De rest van de behandeling verloopt zoals altijd en ik merk niets bijzonders meer aan Gijs. Even later reken ik af en groet hem, we geven elkaar luchtzoenen.
Op straat draai ik me nog even om.
Mijn hand die naar Gijs zwaait blijft in de lucht hangen als ik de lege, donkere kapperszaak zie met op de deur het briefje ‘Wegens sterfgeval gesloten.’   

Recente Artikelen

Archief