Martha

De stilte op straat past bij de zondag.
Ik zit op een bankje op het plein en zie Gods gemeente aan mij voorbij gaan, ook
Gerritsen in zijn rolstoel.
Niemand kijkt mijn kant uit.
Ik ken ze bij naam en toenaam, van sommigen weet ik hun geheimen en verlangens.
Zij zien mij, dat is zeker. Maar de ontkenning is hier diep geworteld.
Geen teken van herkenning, geen enkele blik, zelfs geen vuile.

Vijf jaar geleden was ik nog onderdeel van deze gemeenschap. Opgegroeid in haar schoot, was ik vertrouwd met en gehoorzaam aan haar mores.
Ik fietste altijd samen met Martha naar de middelbare school, twee dorpen verder. We hielpen elkaar ook met de schoolvakken waar de een beter in was dan de ander.

Op een dag maakten we huiswerk, samen aan de eettafel. We waren alleen thuis. Gebogen over onze schriften raakten onze bovenarmen elkaar. We keken elkaar aan en bloosden.
‘Kom eens dichterbij.’ Martha legde haar arm om mijn schouder en kuste me op mijn mond. Nat en warm.
‘Nou ik,’ zei ik en kuste Martha op haar mond, ook nat.
‘En nu ik weer.’
‘Dan mag ik ook nog een keer.’
In het dorp werd al snel geroepen dat ik op Martha was en zij op mij.

Haar ouders en de mijne kregen bezoek van iemand van de kerk, Gerritsen.
Daarna mochten wij niet meer samen optrekken.
Martha moest bovendien voortaan iedere vrijdagavond naar catechese bij
Gerritsen. Hij had aangeboden haar onder zijn hoede te nemen, zodat Satan geen vat meer op haar kreeg.

Daarna zag ik Martha met de week veranderen. Ze werd stiller en trok zich steeds verder terug. In het begin lukte het soms nog tussen de lessen door even met elkaar te praten. Voorzichtige en nietszeggende gesprekjes waren het, Martha sloeg steeds haar ogen neer. De laatste keer dat ik haar sprak las ik angst en pijn in haar ogen. Ik pakte haar handen en gaf haar een kus op haar wang.
‘Martha, wat ze ook zeggen, wij zijn niet fout geweest. Ik vind je gewoon leuk, ik wil alles voor je doen.’
‘Ik weet het, ik voel hetzelfde. Maar er is iets … ik kan het niet ...’ Ze barstte in tranen uit en holde weg.
Martha verscheen daarna niet meer op school. Een vriendin vertelde dat zij zwakke zenuwen had en voorlopig bij een tante in Zeeland zou verblijven om aan te sterken.

Weken later lag er een envelop in mijn kastje op school. Mijn naam stond erop, met het adres van de school. Geen afzender, wel een poststempel: Goes.
De brief zat vol vlekken, de inkt was doorgelopen. Bij het lezen van de brief mengden ook mijn tranen zich met de woorden in het handschrift dat ik zo goed kende.
Martha schreef dat
Gerritsen iedere vrijdagavond in opdracht van de Here zijn lans in haar had gestoken om Satan te verdrijven. Ze bleek zwanger en werd bij een tante in Zeeland ondergebracht. Daar liep zij een ontsteking op bij een geïmproviseerde abortus. Ze werd geopereerd en is nu weer hersteld. Ze keert niet meer terug naar haar dorp; onder druk van de gemeenschap begint ze een nieuw leven bij de zending in een ander werelddeel. Ze zal me nooit vergeten.

In blinde woede fietste ik naar het huis van Gerritsen. Ik gooide zijn ruiten in en toen hij ziedend naar buiten kwam, sloeg ik hem met een eind hout.
'Dit is voor Martha, jij vieze vuile verkrachter!’
Ik bleef meppen waar ik hem raken kon.
Toegesnelde buren hielden mij in bedwang tot de politie kwam. Al die tijd bleef Gerritsen kermend op de grond liggen.

Mijn straf heb ik uitgezeten.
Vandaag kom ik terug, ik sluit mijn jeugd hier af.
Morgen ga ik op reis. Naar Martha.

Recente Artikelen

Archief