Kopje koffie

Al bijna dertig is hij nu. Het leven heeft hem nog maar weinig bijzonders gebracht, sombert hij al roerend in zijn koffie. Maar vandaag zou dat veranderen!
Adriaan zit in de stationsrestauratie van de provinciestad, nog geen kwartiertje treinen van zijn woonplaats. Over de stoel naast hem hangt zijn blauwe overjas met de rode roos in het knoopsgat, het teken dat hij het is. Op het tafeltje voor hem ligt de krant met zijn contactadvertentie.
Over precies 28 minuten zal zij volgens afspraak arriveren.

Adriaan woont in de pastorie en doet allerlei klusjes; hij assisteert de koster, helpt in de tuin en haalt boodschappen als Jeltje het druk heeft. Jeltje doet de huishouding in de pastorie en voelt zich ook verantwoordelijk voor de bijeenkomsten van de liturgiegroep. Zij verzorgt dan niet alleen thee, koekjes en notitiepapier, maar herinnert de pastoor er ook aan wanneer hij die moet leiden en doet hem ook af en toe wat suggesties aan de hand voor de liturgiegroep.

Adriaan had al vroeg zijn ouders verloren. Op een zaterdagavond werden ze aangereden door een dronken automobilist. Ze waren op slag dood. Behalve een bejaarde oudtante in Australië was er geen familie om zich over Adriaan te ontfermen.
Zo kwam Adriaan onder de hoede van de pastoor, die ervoor had gezorgd dat hij zijn opleiding aan de plaatselijke ULO kon afronden. Hij kreeg ook een kamer in de pastorie.
Meer dan die pastorie omvatte Adriaans wereld niet. Hij had zich daar al jaren bij neergelegd, of eigenlijk; hij was zich al jaren niet bewust van het saaie leven dat hij leidde. Hij vond het wel best zo, hij wist niet beter.

De kentering kwam afgelopen zomer.
Jeltje stuurde Adriaan een keer om een boodschap buiten het dorp. Toen hij terug fietste in de warme middagzon stopte hij bij een bankje om even uit te blazen.
Terwijl hij lekker zijn appeltje zat te eten hoorde hij iets dat hij niet kon thuisbrengen. Vanuit de struiken klonk geritsel en een geluid dat hem deed denken aan de stem- en ademoefeningen die hij weleens hoorde als het kerkkoor repeteerde. Hoorde hij het angstig geblaas van een knaagdiertje dat werd belaagd door een vos?
Voorzichtig stond hij op en keek door de struiken. Hij zag een jongen en een meisje in het gras liggen, zonder kleren. In elkaar verstrengeld en hevig kussend en strelend. Adriaans aandacht werd getrokken door de borsten en de diepblauwe ogen van het meisje.
Hij hield zijn adem in en bleef gebiologeerd naar het tafereel kijken. Na enkele minuten sloop hij naar zijn fiets en peddelde snel huiswaarts.
De rest van de dag was hij nog stiller dan anders en hij knoeide met de emmer sop die hij voor Jeltje naar de sacristie droeg. ‘s Avonds lag hij nog lang wakker. De beelden van de borsten en de ogen van het meisje kwamen telkens terug voor zijn geestesoog. Hij voelde onrust in zijn onderbuik. Dat bracht Adriaan wat in verwarring, maar hij vond het wel een plezierig gevoel.
De avonden daarna kwamen die beelden vaker terug.
Een week later werd Adriaan naar de provinciestad gestuurd om voor de pastoor enkele boeken weg te brengen en in het warenhuis de melkkoker op te halen die Jeltje had besteld.
Hij nam een retourtje met de trein. Onderweg stond de trein stil door een wisselstoring. Adriaan keek naar buiten en zag een meisje rennen door het weiland naast de spoorbaan. Ze zwaaide naar de trein en bleef staan ter hoogte van Adriaans coupé. Zij keek hem aan met haar blauwe ogen en knipoogde naar hem. Toen de trein weer ging rijden, deed ze snel haar bloesje open en dicht. Adriaan zag in een flits haar borsten. Ze lachte en zwaaide naar hem in de optrekkende trein.
Adriaans onrust groeide en dat zette hem aan het denken. In de dagen daarna kwam Adriaan tot de conclusie dat hij in zijn leven een nieuwe koers moest inslaan. Zo kwam hij uiteindelijk tot het plan waarmee hij zelf de koerswending in gang zette.

Adriaan giet het laatste restje koffie naar binnen, bladert nog wat door de krant en legt hem opzij waardoor deze over zijn jas komt te liggen. Volgens de stationsklok is zijn afspraak over enkele minuten.
Dan ziet hij Jeltje de stationsrestauratie binnenkomen en om zich heen kijken. Haar jas hangt open en biedt uitzicht op een diep decolleté. Zij kijkt gespannen op haar horloge, naar de stationsklok en nogmaals op haar horloge. Vervolgens loopt zij zoekend tussen de tafeltjes door.
Pas als zij vlak bij Adriaan is, herkent zij hem en begint te blozen. Jeltje kijkt hem aan met haar diepblauwe ogen en weet even geen woord uit te brengen. Na enkele seconden slaat zij resoluut haar jas dicht en zegt met een licht trillende stem; ‘Dag Adriaan... Jij hier? Eh...Wil je nog een kopje koffie?’

 

Recente Artikelen

Archief